Technologie architectuur
Deze pagina beschrijft de technologie architectuur van Koppeltaal GGZ versie 1.3.x maar doet geen uitspraken over de technische manier waarop de deelnemende systemen gerealiseerd moeten worden.
Last updated
Deze pagina beschrijft de technologie architectuur van Koppeltaal GGZ versie 1.3.x maar doet geen uitspraken over de technische manier waarop de deelnemende systemen gerealiseerd moeten worden.
Last updated
Het transport van berichten volgens Koppeltaal v1.x is gebaseerd op een aantal standaarden: met name HTTP, HL7 FHIR DSTU 1 (v0.0.82) en relevante onderdelen van de HL7 standaard. De content (inhoud) kan zowel in JSON als in XML worden uitgedrukt. Koppeltaal gebruikt HTTP als transportmechanisme om FHIR berichten (resources) uit te kunnen wisselen en Atom feed om FHIR resources te bundelen. De kern van FHIR wordt gevormd door de FHIR DSTU1 resources, waarmee oplossingen voor uitwisseling van zorginhoudelijke gegevens kunnen worden gebouwd. Door middel van profiling (het maken van specificaties in de vorm van structure definitions en extensions) en onderlinge verwijzingen is het mogelijk een specifieke set van FHIR resources voor een bepaalde use case, binnen een domein, te definiëren. Elke applicatie type (eHealth platformen, portalen, interventies of bronsystemen) gebruikt een eigen set van FHIR resources die via een adapter (programmeertaal afhankelijke abstractie laag) met Koppeltaal berichten uitwisselt over het openbare internet.
De netwerktopologie beschrijft de fysieke verbindingen tussen de netwerkcomponenten onderling. Bij Koppeltaal 1.3 wordt een stertopologie toegepast tussen de verschillende GGZ instellingen en Koppeltaal. Dit is de meest gebruikte topologie voor internet. Alle GGZ instellingen (domeinen) worden via internet aangesloten op Koppeltaal. Koppeltaal 1.3 dient hier als technische (centrale) dienstverlener, die voor de eindgebruikers verder niet zichtbaar is. Koppeltaal verwerkt geen data, maar routeert data tussen applicaties, binnen één domein. Het vastleggen van toestemming van de gebruiker is geen Koppeltaal aangelegenheid, maar behoort te liggen bij de organisaties die zich aansluiten.
Het volgende model geeft de verzameling FHIR DSTU1 resources weer die binnen Koppeltaal 1.3 worden gebruikt. De FHIR specificatie definieert een set van datatypes die als FHIR resource elementen gebruikt worden. Het Koppeltaal 1.3 informatiemodel is gebaseerd FHIR Messaging (berichten). Bij FHIR Messaging is men gedwongen om een verzameling van resources (gegevens) op te halen, ongeacht of men daarvan maar een deel van gebruikt.
Alle FHIR resources zijn in de basis generiek en worden met behulp van profielen (profiles) uitgebreid en specifieker gemaakt voor een specifieke toepassing. In een profiel wordt bijvoorbeeld beschreven:
Welke resource elementen worden gebruikt en welke niet en welke additionele elementen (extension) worden toegevoegd die geen onderdeel zijn van de basisspecificatie
Welke terminologieën worden gebruikt in bepaalde elementen
Hoe de resource elementen mappen naar lokale eisen en/of implementaties
Door de manier waarop profiling wordt toegepast binnen FHIR kunnen er voor een bepaalde basis resource verschillende profielen bestaan, bijvoorbeeld afhankelijk van zorgdomein, land, instelling of leverancier. Om interoperabiliteit te borgen is het van belang dat binnen een bepaalde use case dezelfde profielen gebruikt worden.
Voor Koppeltaal 1.3 is een eigen verzameling FHIR resources vastgelegd met hun eigen profile identifiers.
Koppeltaal maakt gebruik van de Other resource extensie van FHIR DSTU1.
Other is ingevoerd om te kunnen omgaan met resource concepten die nog niet zijn gedefinieerd voor FHIR of die buiten het interessegebied van HL7 liggen. De volgende tabel geeft aan welke resource geen onderdeel zijn van FHIR DSTU1, maar wel specifiek als resource binnen Koppeltaal gebruikt wordt.
De Application resource is een representatie van een portaal, interventie of een ander soort aangeboden dienst door Koppeltaal. Een applicatie kan een list van activiteiten aanbieden. In de context van Koppeltaal is een Application resource een profiel van een Device resource.
Alle berichten worden via HTTP operaties uitgewisseld. Op elke verzoekbericht wordt standaard een HTTP-response code teruggegeven. Bij problemen is er soms meer detail informatie vereist, dan alleen de HTTP-response code. Hiervoor wordt dan de OperationOutcome resource gebruikt, waarmee meerdere afzonderlijke problemen kunnen worden geïdentificeerd, die in lijn moeten zijn met de HTTP-response code.
De kern van FHIR Messaging is de MessageHeader resource. Via het event.code- en data element – de berichtgebeurtenis met referentie naar content – worden de verschillende type berichten (interacties) gedefinieerd. De MessageHeader resource is voor Koppeltaal (profiel) uitgebreid met het Patient element, dat een verwijzing is naar een Patient resource die aangeeft bij welk dossier dit bericht behoort. Het MessageHeader.Patient element is echter geen onderdeel van de (core) FHIR MessageHeader.
De volgende event.codes (interacties) zijn gedefinieerd om de functionaliteit van Koppeltaal af te dekken, met de daarbij behorende focal FHIR resource die de content van het verzoek bevat, zie het data element.
In de paragraaf "FHIR Resources" is de structuur in detail verder uitgewerkt van alle Koppeltaal resources met alle elementen en attributen.
In FHIR messaging of FHIR-berichten, wordt een bericht verstuurd van een bronapplicatie naar één of meerdere bestemmingen, wanneer er een gebeurtenis plaatsvindt. Het bericht bestaat uit een bundel die wordt geïdentificeerd door het type bericht, waarbij de eerste (FHIR) resource in de bundel een MessageHeader resource is. De MessageHeader heeft een identifier - en een event.code element – de berichtgebeurtenis – die de aard van het bericht uniek identificeert, en het bevat aanvullende verzoek metagegevens. De andere aanvullende (FHIR) resources in de bundel zijn afhankelijk van het type aanvraag. Het data element heeft een referentie naar de onderliggende resource (de focal resource), waar dit berichttype toe behoort.
MessageHeader van CreateOrUpdateCarePlan
Operationele uitkomsten zijn een verzameling van fout-, waarschuwings- en informatieberichten die gedetailleerde informatie geven over het resultaat van een bepaalde gebeurtenis. Het bericht, een OperationOutcome resource, wordt geleverd als een directe systeem response, of als onderdeel daarvan, waar ze informatie geven over het resultaat van een bepaalde gebeurtenis.
Elk bericht dat tussen applicaties wordt uitgewisseld moet op zichzelf staan (self-contained), er wordt niet verwezen naar externe bronnen. De reden van dit uitgangspunt is dat nieuwe aangesloten applicaties altijd up-to-date zijn met de gegevensuitwisseling en dat er geen kopieën van gegevens opgeslagen worden. Alle gegevens waarvan de verzendende applicatie eigenaar van is, moeten in de berichtenbundel opgenomen worden.
Gegevens waarvan de verzendende applicatie geen eigenaar van is, krijgen een verwijzing in de bundel mee via een URL. Een voorbeeld hiervan is van een geselecteerde ActivityDefinition met een identifier in een CreateOrUpdateCarePlan-bericht.
Referentie vanuit CarePlan naar ActivityDefinition
Alle berichten en de daarin voorkomende resource moeten uniek binnen een domein identificeerbaar zijn. Hiervoor wordt het "id" element of attribuut gebruikt. Het "id" wordt door een lokale (interne) dienst uitgegeven en gebruikt tussen applicaties binnen een domein. Als gegevens worden gekopieerd, wijzigt het "id", omdat het "id" als interne sleutel wordt gebruikt om gegevens, zoals berichten, uniek te kunnen identificeren bij één dienst.
In de context van de gezondheidszorg worden de (FHIR) resources geïdentificeerd aan de hand van veelgebruikte type identficaties voor personen, organisaties, definities, etc. Deze (FHIR) resources worden in bronsystemen vastgelegd, waarin overdraagbare identificaties zijn toegewezen om zo de resources buiten de context van Koppeltaal te kunnen identificeren, te gebruiken en te volgen. Hiervoor wordt het element "identifier" gebruikt.
id versus identifier
De volgende tabel toont welke type "identifiers" er gebruikt worden in de verschillende Koppeltaal berichten.
Operaties zijn bewerkingen die op FHIR resources uitgevoerd kunnen worden. Hierdoor kunnen applicaties met elkaar communiceren. FHIR suggereert het gebruik van standaard HTTP-werkwoorden (GET, POST, PUT en DELETE) als operaties. Dit resulteert in een generieke, voor zichzelf sprekende interface op basis van welke applicaties interactie hebben met andere applicaties (via Koppeltaal).
Voor internet is er een uniek concept voor id’s: de URL of Uniform Resource Locator. De URL geeft de unieke locatie van een bron aan.
Aan elke resource (gegevensbron) wordt een unieke FHIR-basis URL toegewezen, welke de basis vormt als referentie naar de resource. Elke resource dat in een FHIR message (bericht) wordt gestopt, moet een unieke URL hebben die er als volgt uitziet:
scheme://FHIR Basis URL + "/" + Resource Type + "/" + id [ + "/_history/" + Versie Id]
Als de resource nog niet aangemaakt is, is er nog geen historie. Voorbeeld:
POST https://vzvz.nl/fhir/Koppeltaal/**Other**/ActivityDefinition:6720
URL opbouw.
URL’s moeten voldoen aan RFC3986 sectie 6 appendix A.
Een representatie van een bericht is een indeling waarin de gegevens (FHIR resources) worden getransporteerd tussen applicaties. Door gebruik te maken van HTTP content negotiatie (onderhandeling over inhoud) kan een aanvrager (client) vragen om een representatie in een bepaald formaat. FHIR staat meerdere representaties toe. De aanvragers (clients) kunnen worden opgebouwd rond XML en JSON.
XML- content
JSON- content
Bij het aanmaken of wijzigen van resources, houdt de Koppeltaal server de resource content en versie id van de resource bij, en deelt bij nieuwe of bij wijzigingen van de resource content, een nieuwe versie id uit, dat een datetimestamp in UTC is. De aanvrager (client) mag de versie id nooit wijzigen.
Om wijzigingen op gegevens gecontroleerd uit te voeren, wordt er gebruik gemaakt van "Optimistic Locking" omdat het HTTP protocol "stateless" is. De Koppeltaal server onthoudt geen locks.
Bij het wijzigen van de resource content moet de aanvrager (client) de meest recente versie id van de resource meesturen. Indien de versie id van de aanvrager niet match met de versie id van wat de Koppeltaal server als laatst heeft uitgegeven, wordt het wijzigingsverzoek van de aanvrager niet geaccepteerd en krijgt de aanvrager een HTTP status code "409: Conflict" antwoord terug, met gedetailleerde informatie in een "OperationOutcome" resource over welke resource(s) de verkeerde versie id gebruiken.
Versie id foutmelding met Patient 382.
In antwoord op aanvragen wordt in het MessageHeader.data element gerefereerd naar de focal resource van het bericht, oftewel de root van het bericht. Deze referentie is alleen bij een wijziging op een bestaande resource geversioneerd.
Referentie naar geversioneerde CarePlan 1234
Conformance is het voldoen aan (interne) kwaliteitsdoelstellingen en het invullen en naleven van intern beleid, mede door gebruik van externe standaarden (zoals OAuth2). Een 'Conformance Statement' (conformiteitsverklaring) is een belangrijk onderdeel van FHIR. Het wordt gebruikt als een verklaring van kenmerken van de daadwerkelijke serverfunctionaliteit of van een verzameling regels waaraan een toepassing moet voldoen.
Bij informatie uitwisseling via FHIR Messaging hebben we ook te maken met (eenmalige) authenticatie van de participanten door gebruik te maken van Single Sign-On (SSO) bij het lanceren van interventies (eHealth modules). Hierbij moeten participanten zich eenmalig authentiseren, waarna ze automatisch toegang krijgen tot meerdere applicaties en resources in een domein van Koppeltaal. Met behulp van het 'Conformance Statement' kunnen aangesloten applicaties informatie over de OAuth2 implementatie bij Koppeltaal voor Single-Sign-On achterhalen.
Het opvragen van het 'Conformance Statement' met betrekking to OAuth2 URL’s bij Koppeltaal wordt verkregen via de GET operatie naar een vast endpoint (URL), bijvoorbeeld GET https://base.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal**/metadata**. Hiermee krijgt de aanvrager informatie over de OAuth2 implementatie voor Single-Sign-On. De 'Conformance Statement' resource is hiervoor uitgebreid met launch (opstart) URL’s.
Conformance Statement
Volgende tabel geeft een overzicht van de nieuwe URL’s die door Koppeltaal wordt gebruik voor OAuth2.
Daarnaast definieert Koppeltaal 4 extensies die de validatie van verzoeken (request) en antwoorden (reply) regelen:
Algemene informatie over de 'Conformance Statement' kan men vinden bij https://www.hl7.org/fhir/DSTU1/conformance.html.
Koppeltaal ondersteunt alleen de voor gedefinieerde interacties en binnen deze sectie wordt gekeken naar deze interacties tussen de verschillende type applicaties binnen een domein.
Er zijn verschillende typen applicaties betrokken ter ondersteuning van een interactief zorgproces. Functioneel zijn alle applicaties onderdeel van de gehele Koppeltaal omgeving en ondersteunen het interactieproces vanuit verschillende rollen voor de gebruikers. Per domein sluit een applicatie aan met een unieke applicatie-instantie, waarin die rollen binnen dat domein zijn gedefinieerd.
We onderscheiden de volgende (technische) rollen binnen Koppeltaal:
Voor de verschillende type Portalen (toegangspoort voor participanten) onderscheiden we de Patient, Practitioner en RelatedPerson
Voor de verschillende type interventies onderscheiden we de Game, E-Learning en ROM
Applicaties kunnen in andere applicaties geïntegreerd zijn, als onderdeel van een behandelplan.
Indien de applicatie als rol een Interventie type representeert kan deze verschillende 'ActivityDefinitions' publiceren bij Koppeltaal. Deze 'ActivityDefinitions' kunnen vervolgens via Koppeltaal in een Portaal aan een participant getoond worden.
Applicaties met een unieke applicatie-instantie, waarin die rollen binnen dat domein zijn gedefinieerd, mogen alleen binnen dat domein met elkaar communiceren.
Koppeltaal ondersteunt de volgende processen voor de uitwisseling van berichten:
Bericht versturen
Bericht routeren
Bericht notificatie
Bericht ophalen
Alle applicaties maken gebruik van de standaard HTTP operatie POST om berichten (FHIR Message DSTU1) te versturen. De berichten worden naar een vaste endpoint (URL) van Koppeltaal gestuurd, zie 'interactie ontvangen' (technische service) waarvan de basis URL bijvoorbeeld <KoppeltaalOmgevingURL>/FHIR/Koppeltaal/Mailbox is. Elk binnenkomend bericht wordt (tijdelijk) gepersisteerd in een datastore. De structuur van het bericht is, in hoofdstuk "Informatie-uitwisseling op basis van FHIR Messaging", beschreven.
De opslag van de Message Header (metadata van het bericht) en de content van het bericht (Message Body) zullen apart gepersisteerd worden in verschillende tabellen.
Elk bericht dat gestuurd wordt door een applicaties, heeft een versie id als het om een wijziging gaat van gegevens (focal resources). Elke applicatie dat een nieuwe (resource) bericht publiceert of aanpast moet een subscriptie (abonnement) voor deze interactie nemen, om de versie id van zijn eigen interne resource ‘up-to-date’ te houden met dat van anderen. Elk bericht dat door een applicatie verstuurd wordt, moet de laatste versie id gebruiken, dat door Koppeltaal wordt uitgegeven. Koppeltaal zal van elk binnenkomend bericht de versie id controleren met wat Koppeltaal zelf heeft uitgegeven, en het bericht pas accepteren als de versie id’s van de focal resources gelijk zijn.
In Koppeltaal worden de subscripties (abonnementen) per type bericht, per geregistreerde applicatie binnen een domein aangemaakt en beheerd.
Het routeren van binnenkomende berichten gebeurt binnen een domein en de berichten worden aan die applicaties opgeleverd waar een subscriptie (gekoppeld abonnement) in Koppeltaal voor is. De subscripties zijn deel van de unieke applicatie-instantie configuratie en zijn gespecificeerd per type bericht die door Koppeltaal worden ondersteund, zie "Interacties".
Koppeltaal biedt een functie aan om notificaties te versturen als er een nieuw bericht beschikbaar is voor een applicatie. Deze notificatie is geïmplementeerd middels REST WebHooks. Om een notificatie te kunnen ontvangen zijn de volgende configuratie acties nodig:
Een WebHook URL definiëren, tijdens de registratie en configuratie van een applicatie in het domein, die Koppeltaal kan aanroepen.
De lokale implementatie achter de WebHook URL is nodig om notificaties te kunnen interpreteren. Koppeltaal zal een event genereren, ter informatie dat er ‘nieuwe’ berichten beschikbaar zijn. Het event, een notificatie bericht, bevat geen payload.
De betreffende applicatie wordt maximaal 5 keer gesignaleerd. De applicatie kan daarna het bericht lezen zoals al beschreven in paragraaf Bericht ophalen.
Een notificatie bericht in Koppeltaal maakt gebruik van de volgende HTTP headers:
Category
. Bevat de domein headers. Bijvoorbeeld: Category: http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/Domain#{Domain}; scheme=""; label="http://hl7.org/fhir/tag/security{Domain}"
. Dit header veld is vanaf Koppeltaal 1.3.8 ingevoerd.
KoppeltaalMessageIdentifier
. Hiermee wordt een correlatie id (MessageHeader.identifier) meegestuurd van het bericht dat beschikbaar is voor de applicatie. Vanaf Koppeltaal 1.3.8 ingevoerd.
Content-Type
en Accept
. Worden altijd gevuld met "application/json". Gebaseerd op RFC-7231. Vanaf Koppeltaal 1.3.8 ingevoerd.
X-Koppeltaal-Secret
. Is een voorbeeld van een custom header, die kunnen worden geconfigureerd per 'application instance'. Bijvoorbeeld met een secret value dat gedeeld wordt tussen applicaties (KT domain en platform).
Content-Length
. Geeft de grootte van de payload aan. Deze parameter wordt run-time bepaald en is voor notificatie berichten altijd 0.
Alle applicaties maken gebruik van de standaard HTTP operatie GET om berichten (FHIR Message DSTU1) op te halen. De berichten kunnen van een vaste endpoint (URL) bij Koppeltaal opgehaald worden, zie 'interactie ophalen' (technische service) waarvan de basis URL bijvoorbeeld <KoppeltaalOmgevingURL>/FHIR/Koppeltaal/MessageHeader is.
Indien een applicatie niet gebruik maakt van notificaties en de REST WebHooks niet geïmplementeerd heeft, kan de applicatie de Koppeltaal server met een vaste interval bevragen (actief polling). De frequentie waarmee deze opvragen plaatsvindt, heet de poll frequentie.
Aan de hand van de basis URL en MessageHeader.id kan men één geïdentificeerd bericht ophalen. Met behulp van de basis URL, _search
operatie en _query
parameters kan men een bundel MessageHeaders opvragen en hiermee vervolgens de bundel doorzoeken naar de juiste MessageHeader.id met onderliggende content.
De volgende _search
operatie en _query
parameters worden door Koppeltaal 1.3 ondersteund.
GET https://koppeltaal.nl/FHIR/Koppeltaal/MessageHeader/_search?_query=MessageHeader.GetNextNewAndClaim
- zoeken naar een volgend bericht met ProcessingStatus= "New", maak ProcessingStatus "Claimed", en stuur dat specifieke bericht terug. Deze call zal altijd het gevolg moeten zijn van een update van de Message status. Deze interactie heeft tot gevolg dat de berichtstatus wordt aangepast.
GET https://koppeltaal.nl/FHIR/Koppeltaal/MessageHeader/_search?_count=[X\]
- deze stuurt een Bundle van MessageHeaders terug om de applicaties te laten zoeken naar een of meerdere specifieke berichten. Een pagesize kan doorgegeven worden met de _count parameter, met een max van 1000.
GET https://koppeltaal.nl/FHIR/Koppeltaal/MessageHeader/_search?_id=[id\]
- deze kan gebruikt worden om een complete Bundle voor een specifiek bericht te krijgen (bijv. Als de MessageHeader bekend was door de voorgaande zoekactie)
De volgende additionele _query parameters kunnen gespecificeerd worden:
Patient: Filtert op de patiënt dossier waar het bericht aan gerelateerd is.
Event: Filtert op het bericht type
ProcessingStatus: Filtert op de ProcessingStatus. (New|Claimed|Success|Failed). Deze query parameter kan geen onderdeel zijn van de named query van interactie 1, zoals hierboven beschreven.
Voor het ophalen en verwerken van de MessageHeaders is er een specifiek Koppeltaal element ‘ProcessingStatus’ toegevoegd, die aangeeft wat de stand is van de verwerking van een bericht. Dit element is geen standaard element van de MessageHeader resource.
Het 'ProcessingStatus' element heeft één van de 6 mogelijke verwerkingstoestanden. Namelijk:
NEW. Dit bericht is nog niet opgehaald en gelezen door de betreffende applicatie
CLAIMED. Dit bericht is door een applicatie geclaimd. Dit is een tijdelijke toestand, want als het bericht volledig gelezen is dan is er SUCCES geboekt. Een CLAIM kan ook vervallen, bij een time-out wordt de toestand van het bericht weer op NEW gezet.
SUCCESS. Het bericht is succesvol opgehaald en gelezen door de betreffende applicaties.
ARCHIVED. Ongelezen nieuwe berichten of berichten die succesvol waren gelezen, waarvan bewaartermijn van verlopen is.
FAILED. Berichten die een structurele fout hebben.
MAXIMUMRETRIESEXCEEDED. Na maximum (van 5) keer geprobeerd te hebben om het bericht op te halen.
Naast het kunnen uitwisselen van gegevens ondersteunt Koppeltaal ook het koppelen van applicaties van derden met deze gegevens, waardoor apps kunnen worden gestart binnen de gebruikersinterface of context van Koppeltaal. SMART staat voor "Substitutable Medical Applications and Resuable Technologies". Dit raamwerk ondersteunt apps voor gebruik van behandelaren, patiënten en anderen via een Portal of een FHIR systeem waar een gebruiker toestemming kan geven om een app te starten. Het raamwerk biedt een betrouwbaar, veilig autorisatie protocol voor verschillende app-architecturen, waaronder apps die op een beveiligd platform draaien en op het apparaat van een eindgebruiker draaien.
Het SMART App launch raamwerk definieert een methode waarmee een app (eenmalig) toestemming vraagt om toegang te krijgen tot een FHIR-resource en die autorisatie (toegangstoken) vervolgens gebruikt om de resource op te halen. Het SMART App launch raamwerk bij Koppeltaal is gebaseerd op de OAuth2 standaard (RFC6749 en RFC6750) en geïmplementeerd volgens de SMART-on-FHIR voorschriften (zie http://www.hl7.org/fhir/smart-app-launch/1.0.0).
Volgens de OAuth2 specificaties kunnen er twee typen Clients worden onderscheiden:
"Public Client" Een Public Client draait volledig op een eindgebruiker apparaat. Gevolg is dat de applicatie geen "cliënt secret" kan beschermen in het geval dat er ook geen applicatie logica op een server zou draaien. Voorbeelden JavaScript app in een browser. The Ranj Kick-ASS game is een voorbeeld van een Public Client applicatie.
"Confidential Client" Is een applicatie die een "cliënt secret" kan beschermen door gebruik te maken van “server-side business logic”. Het grote verschil tussen Publieke en Confidentiële Clients is als de Client de toegang tot het Token endpoint gebruikt, de confidentiële Client de client_id en client_secret als basis authenticatie header kan aanleveren.
Toegangstokens worden aangevraagd bij een OAuth2-compatibele autorisatieserver (Koppeltaal server) via een TLS beveiligde kanaal (zie hoofdstuk "Beveiliging").
Configuratie gegevens, zoals codes en toegangstokens, kan men via de Conformance Statement (zie paragraaf De 'Conformance Statement' ) opvragen.
De mate waarin informatie en gegevens (resources) beschermt moet worden zodat (eind)gebruikers, en andere producten de juiste mate van gegevenstoegang hebben passend bij hun soort en niveau van autorisatie.
Elke applicatie is verantwoordelijk voor het beschermen van zichzelf tegen mogelijke wangedrag of kwaadaardige waarden voor het verkrijgen van ongeoorloofde toegang en gebruik. Elke applicatie moet daarvoor de nodige tegenmaatregelen nemen om zichzelf en alle gevoelige informatie die deze bevat, te beschermen. Zie hiervoor de "OAuth 2.0 Threat Model and Security Considerations" (RFC6819).
Naast het borgen van kwaliteitscriteria vereist de norm NEN 7510 dat informatiebeveiligingsmaatregelen op controleerbare wijze zijn ingericht voordat kan worden gesproken over adequate informatiebeveiliging.
Authenticatie wordt bij Koppeltaal op applicatie-instantie niveau afgehandeld. Dat wil zeggen dat een (applicatie) account wordt aangemaakt voor een applicatie-instantie en deze wordt vervolgens aan een domein gekoppeld. Een applicatie account heeft een unieke gebruikersnaam en wachtwoord.
De gebruikersnaam en wachtwoord, die toegekend zijn aan een applicatie-instantie, worden in de koptekst (header) van HTTP op de volgende manier geplaatst: 'Authorization : Basic <credentials>', waarbij de credentials een Base64 codering is van gebruikersnaam en wachtwoord, verbonden met een dubbele punt ':'. Dit wordt in RFC7617 2015 gespecificeerd.
Er kan ook gebruik gemaakt worden van een OAuth2 bearer token voor authenticatie, die door een applicatie-instantie verkregen wordt, via een handshake protocol met Koppeltaal. De applicatie-instantie plaatst het token op de volgende manier in de koptekst (header) van HTTP: 'Authorization : Bearer <token>'. Het token is een Base64 codering.
Alle interacties worden onder een applicatie account uitgevoerd (en bevinden zich daardoor binnen een domein).
Na succesvolle authenticatie wordt geverifieerd dat het domein dat in het bericht is opgegeven, hetzelfde domein is als waaraan de geverifieerde gebruiker is toegewezen.
Bij Koppeltaal maken we gebruik van Single-Sign-On (SSO). Hiermee kunnen eindgebruikers zich eenmalig authentiseren (inlog procedure), waarna automatisch toegang wordt verschaft tot meerdere type applicaties en resources in het Koppeltaal domein.
Koppeltaal ondersteunt twee typen van Single-Sign-On flows, met Koppeltaal Server als OAuth2-compatibele autorisatieserver en de Applicatie als OAuth2 Client:
SMART Autorisatie voor webapplicaties, voor het autoriseren en starten van webapplicaties (zoals een eHealth-module, of een ROM lijst).
SMART Autorisatie voor mobiele apps, voor het starten van een app op een smartphone van een eindgebruiker.
Koppeltaal biedt na het authenticatie proces en na selectie van activiteiten via het Portal de gebruiker een URL link aan naar een applicatie (interventie), waarmee de gebruiker de applicatie kan starten. De gebruiker heeft hiermee zowel het Portal als een (web of mobiele) applicatie tot zijn beschikking.
Wanneer de gebruiker de applicatie URL opent, moeten de volgende gegevens aan Koppeltaal doorgegeven worden:
Application Identifier (gekoppeld aan een specifieke applicatie) – noodzakelijk om de Koppeltaalserver de publicerende applicatie en zijn URL op te kunnen zoeken.
Patient identifier – wordt gebruikt om de patiënt te identificeren door de applicatie (Game).
User identifier – wordt gebruikt door de applicatie om correcte views te laten zien voor die gebruiker
Een overeengekomen security token van de applicatie naar de Koppeltaal Server wordt verstuurd, zodat de Koppeltaal server kan verifiëren dat de aanroepende applicatie een bekende (en geregistreerde) applicatie is die kan worden vertrouwd in de context van domein en applicatie-instantie. Dit token bevat tenminste een Hash van de URL van de applicatie en voorkomt dat iemand de URL van de applicatie (het adres) aanpast en opnieuw indient bij de Koppeltaal Server. Tevens bevat het token een (geheime) code die zowel bij de applicatie als de Koppeltaal server bekend is en, mogelijk, een Nonce die voorkomt dat de URL meerder malen (sessies, resource) misbruikt kan worden.
Naast de bovengenoemde velden, kunnen er ook optionele velden gebruikt worden die doorgegeven worden:
CarePlanActivity identifier – gebruikt om te achterhalen welke activiteiten een bepaalde applicatie (Game) herkent.
Aanvullende applicatie informatie - bijvoorbeeld dat er een specifieke pagina door de applicatie moet worden geopend.
In de huidige Koppeltaal 1.3.x is het niet verplicht om een activity id mee te sturen, maar is het wel wenselijk. We gedogen dit alleen om de mogelijkheid te scheppen om de SSO tussen twee systemen op te kunnen zetten, waarvoor geen activity id nodig is.
Met behulp van de 'Conformance Statement' (zie paragraaf De 'Conformance Statement') kan een (gelanceerde) applicatie een OAuth2 autorisatie verzoek indienen bij Koppeltaal (zie ook RFC 6749). De applicatie gebruikt hierbij de authorize- en token endpoints uit de 'Conformance Statement'. De applicatie moet de scoop van het autorisatie verzoek specificeren, dit is onderdeel van het OAuth2 protocol, dat voor Koppeltaal v1.3 "patient/*.*" is. Dit betekent dat de applicatie toegang vraagt tot alle berichten van de patiënt waarop deze applicatie is geabonneerd. Verder worden bij het autorisatie verzoek de volgende parameters doorgegeven aan Koppeltaal:
reponse_type. Dit wordt ingevuld met de waarde 'code' waarmee de aanvragende applicatie aangeeft dat het een autorisatie code wil ontvangen.
client_id. Moet worden ingevuld met de waarde van de toegewezen identifier van de aanroepende applicatie
scope. Bevat de scopes "patient/*,read" en "launch:applicatie-instantie", om de verbinding te leggen tussen de vragende context en lanceer aanvraag
redirect_uri. Is de URL waarheen de aanvragende applicatie wordt gerouteerd, na een succesvolle autorisatie bij Koppeltaal
state. Een optionele toestandswaarde dat de gelanceerde applicatie kan gebruiken voor het kunnen traceren van de aanvraag
SMART autorisatie verzoek
Voor het autorisatie verzoek zal Koppeltaal een authorization_code via de redirect_uri teruggeven als de autorisatie aanvrager toegang krijgt. Indien het verzoek wordt afgewezen, krijgt de autorisatie aanvrager een foutmelding. Verder wordt de state van het autorisatie verzoek meegestuurd in het antwoord.
Antwoord op autorisatie verzoek
Autorisatiecodes zijn van korte duur en verlopen meestal binnen een minuut.
De laatste stap die de app vervolgens moet uitvoeren, is de autorisatie code omwisselen voor een toegangstoken (Zie ook RFC6749 sectie 4.1.3). Hiervoor gebruikt de applicatie het token endpoint uit de ‘Conformance Statement’. De volgende parameters worden aan Koppeltaal doorgegeven voor de uitwisseling:
grant_type. Vaste waarde : "authorization_code"
code. De code die bij het autorisatie verzoek is ontvangen
redirect_uri. Is de URL waarheen de aanvragende applicatie wordt gerouteerd, na een succesvolle uitwisseling bij Koppeltaal
client_id. Moet worden ingevuld met de waarde van de toegewezen identifier van de aanroepende applicatie
Koppeltaal geeft de volgende informatie terug bij uitwisseling.
access_token. Het toegangstoken dat de applicatie gebruikt voor het opvragen van gegevens (het formaat van het token is in RFC6749 en RFC7650 beschreven)
toke_type. Is een vaste waarde "Bearer"
expires_in. De levensduur in seconden van de afgegeven toegangstoken (RFC6749 section 1.5)
scope. De scope waarop autorisatie is gegeven
id_token. Identificeert de patiënt en user details, als hierom gevraagd wordt
refresh_token (optioneel). Token dat gebruikt kan worden om een nieuw toegangstoken te verkrijgen.
Toegangstoken opvragen
Toegangstoken antwoord
Een groot aantal bedreigingen die men ondervindt bij toegangstokens kan men beperken door het token digitaal te ondertekenen, zoals gespecificeerd in RFC7515 of door in plaats daarvan een Message Authentication Code (MAC) te gebruiken. Het digitaal ondertekenen van een toegangstoken is in Koppeltaal 1.3 niet gespecificeerd.
SMART Autorisatie voor mobiele apps lijkt vrij veel op de webapplicatie autorisatie zoals hiervoor is aangegeven, met kleine verschillen:
Het eerste verzoek wordt gedaan aan een speciale MobileLaunch Endpoint. Hier zal een mobile activatie code aangevraagd worden. Dit verzoek wordt gedaan (zoals elke Koppeltaal call) onder de credentials van de applicatie-instantie.
Een Mobile Launch Activatie code opvragen met alle benodigde parameters (zoals bij de webapplicatie autorisatie beschreven):
Mobiele Launch Activate code opvragen
Het antwoord is een activatie code en houdbaarheidsduur in dagen
Deze activatie code zal vervolgens aan de gebruiker doorgegeven moeten worden, die gebruik wil maken van de mobiele app en deze code kan slechts één keer gebruikt worden.
Wanneer de mobiele opgestart wordt, wordt de gebruiker gevraagd om de activeringscode (activation_code) in te voeren. De mobiele app moet een hard gecodeerde of configureerbare FHIR-basis URL hebben van Koppeltaal waarheen hij vervolgens een autorisatie verzoek kan heen sturen. De FHIR-basis URL komt initieel niet mee, bij het opstarten van de mobiele app.
Vervolgens moet de mobiele app, de authorize- en token endpoints via het 'Conformance Statement' bij Koppeltaal ophalen, zoals bij de 'SMART Autorisatie voor webapplicaties' is beschreven.
Koppeltaal retourneert op een autorisatie verzoek een JSON antwoord:
Met deze authorisation_code kan men weer vervolgens een toegangstoken opvragen, zoals ook beschreven is in de 'SMART Autorisatie voor webapplicaties'.
Voor een specifieke ClientId kan de Koppeltaal Server geconfigureerd worden om een refresh_token bij te voegen binnen de Token Request.
Voorbeeld van de Token:
Toegang- met refresh token
De expiratie tijd gespecificeerd door de "expires_in" is 15 minuten of korter, met de indicatie dat de access_token gauw niet meer geldig zal zijn. Koppeltaal gebruikt de code 'expired' als OperationOutcome als een verzoek niet gelukt is vanwege een timeout.
Het transport van berichten volgens Koppeltaal v1.x is gebaseerd op een aantal standaarden: met name HTTP, HL7 FHIR DSTU 1 (v0.0.82) en relevante onderdelen van de HL7 standaard. De content (inhoud) kan zowel in JSON als in XML worden uitgedrukt. Koppeltaal gebruikt HTTP als transportmechanisme om FHIR berichten (resources) uit te kunnen wisselen en Atom feed om FHIR resources te bundelen. Zie onderstaand figuur.
De (huidige) uitwisselingsmethoden van Koppeltaal is gebaseerd op basis van messages (qua methodiek vergelijkbaar met HL7V2 messaging). Deze standaard wordt gezien als voldoende stabiel als basis voor implementaties voor Koppeltaal 1.3. Elke FHIR message bestaat uit een FHIR MessageHeader element en uit een lijst van resources (vergelijkbaar met HL7V2 message segmenten) die gebaseerd zijn op FHIR DSTU1 (Draft Standard for Trial Use) en gedefinieerd worden in de MessageHeader. De verschillende messages realiseren de functionaliteit van Koppeltaal.
In de volgende tabel staat welke FHIR resource entries minimaal aanwezig moeten zijn bij de voor gedefinieerde Koppeltaal bericht types (MessageHeader.event.code: codering die het event identificeert wat het bericht betekent). Indien er naar een FHIR resource wordt gerefereerd, dient deze volledig aanwezig te zijn zoals deze onder hoofdstuk "FHIR Resources" in volgende paragrafen beschreven wordt.
FHIR Messagetypes
[1] De Event.code is een element van de MessageHeader en identificeert het berichttype (of interactie).
De FHIR resource elementen worden gespecificeerd aan de hand van een set data types. Er zijn twee categorieën data types: de eenvoudige en primitieve types, geïmporteerd uit de XML Schema (https://www.w3.org/TR/xmlschema-2) en complexe types, die herbruikbare clusters van elementen zijn.
De set data types die in de FHIR resources elementen uit de Technologie architectuur worden gebruikt, vindt men in FHIR DSTU 1 Data Types terug.
Een veelvoorkomende bewerking die met FHIR resources wordt uitgevoerd, is het verzamelen van FHIR resources in één instantie (bericht). In FHIR wordt dit bundelen genoemd, Dit bundelen bevat niet alleen verwijzingen naar FHIR resources maar ook de volledige inhoud van de FHIR resources
Bij het bundelen van FHIR DSTU1 resources, wordt gebruik gemaakt van het feed Atom-formaat, zie [RFC4287] en https://www.hl7.org/fhir/DSTU1/xml.html#atom. Koppeltaal v1.x gebruikt het Atom-formaat als basis om de gegevens (FHIR resources) d.m.v. berichttypes te bundelen.
De definitie van de bundel bestaat uit een feed element, dat een willekeurig aantal invoer elementen bevat. De feed is als volgt opgebouwd:
Tabel 2. FHIR Bundle (Atom feed) De verschillende onderdelen van de FHIR feed in Koppeltaal v1.3 ziet er als volgt uit:
FHIR Bundle (Atom feed)
MessageHeader
Volgende plaatje laat zien dat de MessageHeader resource is uitgebreid met het Patient element dat een verwijzing is naar een Patient resource die aangeeft bij welk dossier dit bericht behoort. Het MessageHeader.Patient element is geen onderdeel van de (core) FHIR MessageHeader. Het data element heeft een referentie naar de onderliggende resource waar dit berichttype toe behoort.
ActivityDefinition (Other)
CarePlan
Het CareTeam wordt opgenomen in het CreateOrUpdateCarePlan bericht als resource entry als er in het bericht verwezen wordt naar het CareTeam.
In de definitiebepaling van het CareTeam is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de FHIR STU3 CareTeam definitie zodat bij een overgang naar FHIR STU3 en de compatibiliteit van DSTU1 naar STU3 hierin zo min mogelijk verschil is.
CareTeam (Other)
CarePlanActivityStatus (Other)
De FHIR resource "CarePlanActivityResult" is niet in Koppeltaal 1.3.x geïmplementeerd door Koppeltaal leveranciers, en wordt door de Koppeltaal architectuur afgeraden om deze in te zetten om de resultaten van een activiteit op te vragen.
CarePlanActivityResult (Other)
Organization
Patient
Practitioner
RelatedPerson
Application
UserMessage
In de context van de gezondheidszorg worden een aantal veelgebruikte type identficaties voor zowel organisaties, zorginstanties als personen gebruikt. De volgende paragrafen tonen welke type identifiers er gebruikt worden in de verschillende Koppeltaal berichten.
Merk op dat het niet is toegestaan om ‘placeholder’ identificaties te gebruiken, zoals ‘UNKNOWN’, ‘NULL’ of 9999. Als een identificatie in een bericht wordt gebruikt, moet dit een unieke identifier zijn voor de entiteit binnen het gegeven systeem. Met andere woorden er mogen nooit twee entiteiten van hetzelfde type zijn die exact dezelfde identificatie hebben.
Onderstaande identificatie systemen worden veel gebruikt in de gezondsheidszorg in Nederland. Om het gebruik ervan zoveel mogelijk te standaardiseren gebruikt men onderstaande informatie waar één van de identificatie gegevens wordt gebruikt.
Common Identifiers
Notitie: De System Uri’s vindt men bij [http://fhir.nl/fhir/NamingSystems/[SystemUri](http://fhir.nl/fhir/NamingSystems/%5bSystemUri)\\]
De communicatie en gegevensuitwisseling tussen de Koppeltaal Server en de applicaties uit een domein volgen de ICT-beveiligingsrichtlijnen voor Transport Layer Security (TLS) v2.0 van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Versie 2.0 is op 23 april 2019 gepubliceerd.
VZVZ vereist dat de veiligheidsniveau (zoals beschreven in de ICT-beveiligingsrichtlijnen) voor het Transport Layer Security-protocol (TLS) minimaal moeten voldoen aan: "Voldoende of hoger". TLS is het gebruikte protocol voor het opzetten en gebruiken van een cryptografisch beveiligde verbinding tussen twee computersystemen, een cliënt en een server.
Organisaties die gebruik maken van een ‘uit te faseren’ TLS-configuratie moeten deze configuratie op termijn vervangen. Anders lopen organisaties het risico dat zij niet voldoen aan de beveiligingseisen die volgen uit de AVG.
Verder volgt VZVZ de ICT-beveiligingsrichtlijnen voor Webapplicaties, om een bepaalde mate van veiligheid voor Koppeltaal te bereiken. Deze richtlijnen hebben niet alleen betrekking op webapplicaties, maar ook op de beheeromgeving en de omringende hard- en softwareomgeving die noodzakelijk is om webapplicaties te laten functioneren.
Het NCSC is verantwoordelijk voor het opstellen en onderhouden van bovenstaande richtlijnen en zal ze periodiek actualiseren. Indien noodzakelijk zal het NCSC tussentijds door middel van een addendum of erratum de richtlijnen aanpassen. Daarnaast wordt in beveiligingsrichtlijnen verwezen naar andere relevante normen of standaarden zoals de Open Web Application Security Project (OWASP) Top 10 Web Applicaties beveiligingsrisico's.
Koppeltaal Support beheert verschillende diensten, zoals het beheer van de domeinen, applicaties, applicatie-instanties, SSO links, etc. Voor deze diensten zijn er rollen gedefinieerd, waaraan bepaalde rechten worden toegekend. Volgende matrix geeft per rol de overzicht van toegekende rechten weer.
Tabel 16 Autorisatie beheer matrix.
Resource
Profile Identifiers
ActivityDefinition
Device
MessageHeader
Patient
Practitioner
RelatedPerson
Organization
Person
CarePlan
CarePlanActivityStatus
CarePlanActivityResult
UserMessage
CareTeam
Other extension
Definitie
ActivityDefinition
Een activiteitsdefinitie beschrijft een activiteit die door een applicatie beschikbaar wordt gemaakt
UserMessage
Een bericht dat van een participant naar een participant wordt gestuurd
CarePlanActivityStatus
Beschrijft de status van een behandelplan activiteit in detail
CarePlanActivityResult
Beschrijft de uitkomsten of berekende scores van een behandelplan activiteit
CareTeam
Beschrijft welke personen toegang hebben tot een behandelplan of activiteit
event.code (interactie)
Definitie
Focal FHIR resource =
data referentie
CreateOrUpdatePatient
Patient aanmaken of aanpassen tussen applicaties in één domein
Patient
CreateOrUpdatePractitioner
Behandelaars aanmaken of aanpassen tussen applicaties in één domein
Practitioner
CreateOrUpdateRelatedPerson
Derden (familie gerelateerden) aanmaken of aanpassen tussen applicaties in één domein
RelatedPerson
CreateOrUpdateActivityDefinition
(Sub)activiteiten publiceren voor gebruik in andere applicaties in het domein
ActivityDefinition (Other)
CreateOrUpdateCarePlan
(Sub)activiteiten uit applicaties toekennen aan een gebruiker (Patient, RelatedPerson) in een andere applicatie dan waar de (Sub)activiteiten zijn opgeslagen
CarePlan
UpdateCarePlanActivityStatus
Voortgang- en statusberichten van (sub)activiteiten delen en ontvangen
CarePlanActivityStatus (Other)
CreateOrUpdateCarePlanActivityResult
Resultaatberichten van (sub)activiteiten delen en ontvangen
CarePlanActivityResult (Other)
CreateOrUpdateUserMessage
Algemene gebruikersberichten delen en ontvangen
UserMessage (Other)
Resource
Resource Identificatie (Uri)
Organization
Hier zijn unieke identificaties voor, zie ook het Zorg Adres Boek
Patient
Bsn
Practitioner
agb-z of uzi-nr-pers
RelatedPerson
Bsn
ActivityDefinition
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/Profile/ActivityDefinition#
ActivityDefinitionIdentifier
Application (Device)
Unieke Zorgverlener Identificatienummer definiëren van uzi-nr-sys
URI extensie
Omschrijving
Identificeert de OAuth2 "launch" URL voor de server
Identificeert de OAuth2 "autorisatie" URL voor de server
Identificeert de OAuth2 "token" URL voor de server
URI extensieURI extensie
Type
Omschrijving
Boolean
Bij 'true', valideert de server het verzoek (request) tegen een XML Schema
Boolean
Bij 'true' valideert de server het antwoord (reply) tegen een XML Schema
Boolean
Bij 'true', valideert de server het verzoek (request) tegen een FHIR profiel
Boolean
Bij 'true' valideert de server het antwoord (reply) tegen een FHIR profiel
Event.code[1]
Definitie
FHIR Resource entries
CreateOrUpdatePatient
Clienten aanmaken of aanpassen tussen applicaties in één domein
data.reference naar Patient.
extension.valueResource.reference naar Patient (content van Patient wordt hiermee gestuurd).
CreateOrUpdatePractitioner
Behandelaars aanmaken of aanpassen tussen applicaties in één domein
data.reference naar Practitioner.
CreateOrUpdateRelatedPerson
Derden (familie gerelateerde) aanmaken of aanpassen tussen applicaties in één domein
data.reference naar RelatedPerson.
extension.valueResource.reference naar Patient (content van Patient wordt hier mee gestuurd).
CreateOrUpdateActivityDefinition
(Sub)activiteiten publiceren voor gebruik in andere applicaties in het domein
data.reference naar ActivityDefinition.
CreateOrUpdateCarePlan
(Sub)activiteiten uit applicaties toekennen aan een gebruiker (Patient, RelatedPerson) in een andere applicatie dan waar de (Sub)activiteiten zijn opgeslagen
data.reference naar CarePlan
extension.valueResource.reference naar Patient of RelatedPerson (content wordt meegestuurd).
Opm.: Dit event is gerelateerd aan de UpdateCarePlanActivityStatus event. Als de status wijzigt, wijzigt het CarePlan.
UpdateCarePlanActivityStatus
Voortgang- en statusberichten van (sub)activiteiten delen en ontvangen
data.reference naar ActivityStatus.
extension.valueResource.reference naar Patient.
CreateOrUpdateCarePlanActivityResult
Resultaatberichten van (sub)activiteiten delen en ontvangen
Data.reference naar ActivityResult. extension.valueResource.reference naar Patient of Relatedperson.
CreateOrUpdateUserMessage
Algemene gebruikersberichten delen en ontvangen
data.reference naar UserMessage.
extension.valueResource.reference naar Patient.
Definition
The feed element is the top-level element for metadata and data associated with the feed. Its element children consist of metadata elements followed by zero or more entry child elements. The feed element is defined and used in the Atom namespace to define a single feed within a feed application in the context of Koppeltaal v1.3.
Control
1..1
feed.id
Definition
A unique identifier for this feed.
Control
1..1
Type
uri (as defined in RFC3986)
feed.title
Definition
Is a text construct that conveys a human-readable title for a feed.
Control
0..1
Type
string
Comment
Not used in FHIR. The content should not be used for automatic processing.
feed.updated
Definition
Indicating the most recent instant in time when a feed was modified in a way the publisher considers significant.
Control
0..1
Type
dateTime
Comment
Only for Koppeltaal server outgoing messages
feed.author
Definition
Is a person construct that indicatest he author of the feed
Control
0..1
Type
string
Comment
No FHIR specification
feed.category
Definition
Information about a category associated with an entry or feed. This specification assigns no meaning to the content (if any) of this element but are used for issues such as security and privacy. Koppeltaal v1.3 uses two categories: one for domain security and the other for FHIR messaging. Domain security is used as an additional check for applications that are deployed in multiple domains with different credentials per domain.
Control
2..2
Type
CategoryType
Attribute
Term
Definition
Identifies the category to which the entry or feed belongs.
Control
1..1
Type
URI. Examples:
term="http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/Domain#{domainname}" term="http://hl7.org/fhir/tag/message"
Attribute
Scheme
Definition
Identifies a categorization scheme.
Control
1..1
Type
URI. Examples:
scheme="http://hl7.org/fhir/tag/security"
scheme="http://hl7.org/fhir/tag"
Attribute
Label
Definition
Provides a human-readable label for display in end-user applications. The content of the "label" attribute is Language-Sensitive.
Control
0..1
Type
string. Example: label="{label}"
feed.entry
Definition
Represents an individual entry, acting as a container for metadata and data associated with the entry. This element appears as a child of the atom:feed element.
Control
1..*
Type
EntryType
feed.entry.title
Definition
Is a Text construct that conveys a human-readable title for an entry.
Control
1..1
Type
uri
feed.entry.id
Definition
Conveys a permanent, universally unique identifier for an entry. The feed.entry.id contains the resource uri without version.
Control
1..1
Type
uri
feed.entry.link
Definition
Defines a reference from an entry to a Web resource. This specification assigns no meaning to the content (if any) of this element.
Control
0..1
Type
LinkType
Attribute
Href
Defintion
The "href" attribute contains the link's URI. The feed.entry.link elements MUST have an href attribute, whose value MUST be a URI reference [RFC3986].
Type
uri
Attribute
Rel
Definition
The feed.entry.link element MAY have a "rel" attribute that indicates the link relation type. The value "self" signifies that the URI in the value of the href attribute identifies a versioned resource equivalent to the containing element if the resource is updated.
Type
string
feed.entry.updated
Definition
Is a Date construct indicating the most recent instant in time when an entry was modified in a way the publisher considers significant. Therefore, not all modifications necessarily result in a changed updated value.
Control
0..1
Type
dateTime
feed.entry.content
Definition
Contains or links to the content of the entry. The content is FHIR Resource specific and uses FHIR namespace (“http://hl7.org/fhir) to define the FHR Resource. The content is optional, but SHALL always be present except in the special case of a transaction response.
Control
0..1
Type
ContentType
feed.entry.summary
Definition
Is a Text construct that conveys a short summary, abstract, or excerpt of an entry.
Control
0..1
Type
string
Definition
The header for a message exchange that is either requesting or responding to an action. The resource(s) that are the subject of the action as well as other Information related to the action are typically transmitted in a bundle in which the MessageHeader resource instance is the first resource in the bundle.
Control
1..1
Comments
The MessageHeader must be the first resource in every Message feed.
MessageHeader.identifier
Definition
The identifier of this message.
Control
1..1
Type
id
Comments
An id is a whole number in the range 0 to 2^64-1 (optionally represented in hex), a uuid, an oid, or any other combination of lowercase letters, numerals, "-" and ".", with a length limit of 36 characters.Regex: [a-z0-9\-\.]{1,36}
MessageHeader.timestamp
Definition
The time that the message was sent.
Control
1..1
Type
instant
MessageHeader.event
Definition
Code that identifies the event this message represents and connects it with it's definition.
Control
1..1
Binding
Comments
MessageEvents This field contains the message type, see also the event.code in 6.1 FHIR Messag.
MessageHeader.source
Definition
The source application from which this message originated.
Control
1..1
MessageHeader.source.name
Definition
Human-readable name for the source application.
Control
0..1
Type
string
MessageHeader.source.software
Definition
Name of adapter and application software seperated by semicolons.
Control
1..1
Type
string
MessageHeader.source.version
Definition
Version of adapter and application software seperated by semicolons.
Control
0..1
Type
string
MessageHeader.source.endpoint
Definition
Actual message source address or id.
Control
1..1
Type
uri
MessageHeader.data
Definition
The actual data of the message - a reference to the root/focus resource of the event.
Control
0..*
Type
Resource(Any)
Comments
Koppeltaal defines per message type what type the focus resource should have. This is also defined in the Conformance.
MessageHeader.Patient
Definition
Reference to the Patient resource reflecting the dossier this message belongs to.
Control
0..1
Type
Resource(Patient)
Extension
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/MessageHeader#Patient
Comments
This field is required for all message types, except those that have no Patient context. The message without Patient context are CreateOrUpdatePractitioner and CreateOrUpdateActivityDefinition.
MessageHeader.processingStatus
Definition
The status of the message with regards to the processing cycle.
Control
0..1
Extension
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/MessageHeader#ProcessingStatus
MessageHeader.processingStatus.status
Definition
The status that the message is currently in.
Control
0..1
Type
code
Binding
Extension
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/MessageHeader#ProcessingStatusStatus
MessageHeader.processingStatus.statusLastChanged
Definition
The time that the message’s status was last changed.
Control
1..1
Type
instant
Extension
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/MessageHeader#ProcessingStatusStatusLastChanged
Comments
Only for Koppeltaal server outgoing messages
MessageHeader.processingStatus.exception
Definition
Details of the exception that occurred.
Control
0..1
Type
string
Extension
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/MessageHeader#ProcessingStatusException
MessageHeader.isExpired
Definition
Indicates whether or not the message has expired.
Control
0..1
Type
boolean
Extension
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/MessageHeader#IsExpired
Notes
When empty, 'false' is assumed.
Definition
An activity definition describes an activity that is made available by a Device. ActivityDefinition is mapped to a FHIR resource of type Other.
Control
1..1
ActivityDefinition.code
Definition
Allows Koppeltaal to recognize the Other resource as an ActivityDefinition.
Control
1..1
Type
CodeableConcept
Binding
ActivityDefinition.application
Definition
The application that this ApplicationDefinition is available in.
Control
1..1
Type
Resource(Application)
Extension
Notes
The DisplayName of this relation is the Application's identifier. This value should be used in the SSO sequence as ClientID.
ActivityDefinition.name
Definition
Name of the game, questionnaire, etc. A single application may provide multiple activities, e.g. a ROM provider will provide several different questionnaires.
Type
string
Control
1..1
Extension
ActivityDefinition.activityDefinitionIdentifier
Definition
A unique identifier for this activity definition.
Control
0..1
Type
identifier
Extension
ActivityDefinition.identifier
Definition
One or more unique identifier for this activity definition.
Control
0..*
Type
identifier
Notes
Deprecated
ActivityDefinition.description
Definition
A description of the activity. May be used to judge the intended use of an activity.
Type
string
Control
0..1
Extension
ActivityDefinition.type
Definition
The type of activity.
Control
1..1
Type
CodeableConcept
Binding
Extension
ActivityDefinition.subActivity
Definition
A list of available modules within the activity.
Control
0..*
Comments
For example, within the KickAss game, subactivities may be defined as the missions that are available in the game.
Extension
ActivityDefinition.subActivity.name
Definition
The name of the subactivity.
Control
1..1
Type
string
Extension
ActivityDefinition.subActivity.identifier
Definition
An identifier for this specific subactivity.
Control
1..1
Type
string
Extension
ActivityDefinition.subActivity.description
Definition
A description of the subactivity that can be used to judge the intended use of the subactvity.
Control
0..1
Type
string
Extension
ActivityDefinition.subActivity.isActive
Definition
Indicates if the sub activity is active
Control
0..1
Type
boolean
Extension
Comments
If no value is specified, value 'true' is assumed. This is to preserve backwards compatibility.
ActivityDefinition.defaultPerformer
Definition
The person that is normally responsible for performing this activity.
Control
0..1
Type
code
Binding
Extension
ActivityDefinition.isActive
Definition
Indicates if the activity is active.
Control
0..1
Type
boolean
Extension
Comments
If no value is specified, value 'true' is assumed. This is to preserve backwards compatibility.
ActivityDefinition.isDomainSpecific
Definition
Indicates whether this domain is only available in the current domain or available in all domains that the providing application is part of.
Control
0..1
Type
boolean
Extension
ActivityDefinition.launchType
Definition
Indicates how activities of this type should be launched.
Control
0..1
Type
code
Binding
Extension
Notes
When this field is empty, value 'Web' is assumed.
ActivityDefinition.isArchived
Definition
Indicates if the activity is archived.
Control
0..1
Type
boolean
Extension
Comments
Archived ActivityDefinitions are by default not returned when GET-ting ActivityDefinitions. If no value is specified, value 'false' is assumed. This is to preserve backwards compatibility.
Definition
The Careplan is a group of activities assigned in the context of care to a single Patient. CarePlanActivities can be assigned to the client, the client’s Practitioner, or a person related to the client.
Control
1..1
CarePlan.Patient
Definition
Identifies the Patient whose intended care is described by the plan.
Control
0..1
Type
Resource(Patient)
CarePlan.status
Definition
Indicates whether the plan is currently being acted upon, represents future intentions or is now just historical record.
Control
1..1
Binding
CarePlanStatus: Indicates whether the plan is currently being acted upon, represents future intentions or is now just historical record. (See http://hl7.org/fhir/DSTU1/care-plan-status.html for values.)
Type
code
Is modifier
True
CarePlan.participant
Definition
Identifies all people and organizations who are expected to be involved in the care envisioned by this plan.
Control
0..*
Comments
Within the context of Koppeltaal, it is expected that at least the requester of the careplan is given as a participant with role ‘Requester’.
CarePlan.participant.role
Control
0..1
Binding
Type
CodeableConcept
Comments
For the Practitioner that is has requested (‘assigned’) the careplan the role should be ‘Requester’.
CarePlan.participant.member
Definition
The specific persons who are participating/expected to participate in the CarePlan.
Control
1..1
Type
Resource(Patient|RelatedPerson|Practitioner)
Comments
Performers are not mentioned in the participants.
CarePlan.participant.careTeam
Definition
CareTeam is given as participant
Control
1..*
Type
Resource(CareTeam)
Extension
CarePlan.goal
Definition
Describes the intended objective(s) of carrying out the Care Plan.
Control
0..*
Comments
Goal can be achieving a particular change or merely maintaining a current state or even slowing a decline.
CarePlan.goal.description
Definition
Human-readable description of a specific desired objective of the care plan.
Control
1..1
Type
string
CarePlan.goal.status
Definition
Indicates whether the goal has been reached and is still considered relevant.
Control
0..1
Binding
CarePlanGoalStatus: Indicates whether the goal has been met and is still being targeted (see http://hl7.org/fhir/DSTU1/care-plan-goal-status.html for values).
Type
code
CarePlan.goal.notes
Definition
Any comments related to the goal.
Control
0..1
Type
string
Comments
May be used for progress notes, concerns or other related information that doesn't actually describe the goal itself.
CarePlan.activity
Definition
A list of actions to occur as part of the plan. In effect, a CarePlanActivity is an instance of an ActivityDefinition, meaning that it has been assigned to a Pratitioner, RelatedPerson or Patient to be performed.
Control
0..*
CarePlan.activity.id
Koppeltaal required
True
Definition
An id used to identify this activity in subsequent status updates.
Control
1..1
Type
string
Extension
CarePlan.activity.identifier
Definition
An identifier for this activity. Used when sending an ActivityStatusUpdate.
Control
0..1
Type
string
Extension
CarePlan.activity.definition
Definition
The identifier of the ActivityDefinition that describes the activity to be performed.
Control
0..1
Type
string
Extension
Comments
The ActivityDefinition identified by this field may be located either directly in the bundle or in the set of ActivityDefinitions available at the Koppeltaal Server.
CarePlan.activity.type
Obsolete
Definition
The type of activity.
Control
0..1
Type
Coding
Binding
Extension
Comments
Obsolete! Use the type of Activity Definition refered to by CarePlan.Activity.Definition instead. Needed for activities that are not defined by an ActivityDefinition; copied from ActivityDefinition otherwise.
CarePlan.activity.description
Obsolete
Definition
Description of the activity.
Control
0..1
Type
string
Extension
Comments
Obsolete! Use the description of Activity Definition refered to by CarePlan.Activity.Definition instead. Needed for activities that are not defined by an ActivityDefinition; copied from ActivityDefinition.description otherwise.
CarePlan.activity.subactivity
Definition
A list of subactivities that should be performed.
Control
0..*
Extension
CarePlan.activity.subactivity.identifier
Definition
The identifier of the subactivity.
Type
string
Control
1..1
Extension
CarePlan.activity.subactivity.status
Definition
The status of the subactivity.
Control
0..1
Extension
Comments
Note that the list of assigned subactivities may differ from the list of subactivities available in the ActivityDefinition. This means that the assigner of the careplan has chosen to not let the performer perform all subactivities. The list of assigned subactivities should be a subset of the subactivites available in the ActivityDefinition.
Binding
Type
code
CarePlan.activity.goal
Definition
Describes the intended objective(s) of carrying out this activity.
Control
0..*
Comments
The goal of an activity should be a reference to the ID of a goal in the CarePlan this activity is a part of.
CarePlan.activity.simple.performer
Definition
Identifies who's expected to be involved in the activity and has write permission on the activity.
Control
0..*
Type
Resource (RelatedPerson|Practitioner|Patient)
Comments
If performer is empty or 0, then default performer is Patient. No need for rejection of the default performer is a RelatedPerson and the performer is empty. Perfomers are not mentioned in the activity.participant.
CarePlan.activity.participant
Definition
Identifies all people and organizations who are involved in the activity and has read permission on the activity.
Control
0..*
Extension
Comments
Participants are not mentioned in the activity.simple.performer.
CarePlan.activity.participant.role
Control
0..1
Binding
Type
CodeableConcept
Extension
Comments
Note that ‘performer’ is not a separate role, but instead is specified in the field CarePlan.activity.simple.performer.
CarePlan.activity.participant.member
Definition
The specific person who is participating/expected to participate in the activity.
Control
1..1
Type
Resource(RelatedPerson|Practitioner|Patient)
Extension
CarePlan.activity.participant.careTeam
Definition
Careteams who are involved in the activity
Control
0..*
Type
Resource(CareTeam)
Extension
CarePlan.activity.startDate
Definition
The date that this activity should be started.
Control
1..1
Type
dateTime
Extension
CarePlan.activity.CarePlanActivityStatus
Definition
Identifies what progress is being made for the specific activity.
Control
1..1
Binding
Type
Coding
Extension
CarePlan.activity.notes
Definition
Any notes that are entered for this activity.
Control
0..1
Type
string
CarePlan.activity.started
Definition
The date and time when the activity was started.
Control
0..1
Type
instant
Extension
CarePlan.activity.finished
Definition
The date and time when the activity was completed.
Control
0..1
Type
instant
Extension
CarePlan.activity.cancelled
Definition
The date and time when the activity was cancelled or skipped.
Control
0..1
Type
instant
Extension
CarePlan.activity.endDate
Definition
The date and time after which the activity will no longer be available.
Control
0..1
Type
dateTime
Extension
CarePlan.relation
Extension
Definition
Identifies any relations this careplan may have.
Control
0..*
CarePlan.relation.type
Extension
Definition
The type of the relation.
Control
1..1
Binding
CarePlan.relation.reference
Extension
Definition
The related object.
Control
1..1
Type
Resource(Any)
Definitie
Een care team beschrijft welke personen er toegang hebben tot een careplan of careplan activity van waaruit verwezen wordt naar dit object.
Control
0..1
Comment
Een CareTeam is geen FHIR DSTU1 resource en is daarom gebaseerd op het FHIR resource type ‘Other’
CareTeam.Code
Definitie
Geeft Koppeltaal de mogelijkheid om het Other resource te herkennen als een CareTeam
Control
1..1
Type
CodeableConcept
Binding
CareTeam.Identifier
Defnitie
Identifier voor het care team die het care team binnen het domein uniek identificeert
Control
0..*
Type
identifier
Extension
CareTeam.status
Definitie
Geeft de status van het care team aan.
Control
0..1
Type
Coding
Binding
Extension
CareTeam.name
Definitie
Een label voor menselijk gebruik bedoeld om care teams mee te onderscheiden
Control
0..1
Type
string
Extension
CareTeam.subject
Definitie
De patiënt aan wie het care team zorg levert
Control
0..1
Type
Resource (Patient)
Extension
CareTeam.period
Definitie
Geeft aan wanneer het care team in werking treedt (of is bedoeld) en eindigt.
Control
0..1
Type
Period
Extension
CareTeam.managingOrganization
Definitie
De organisatie die verantwoordelijk is voor het care team
Control
0..*
Type
Resource(Organization)
Extension
Definition
Describes the status of a CarePlanActivity in detail.
Control
1..1
Comments
CarePlanActivityStatus maps to a resource of type Other.
CarePlanActivityStatus.activity
Definition
The ID of the activity that is the subject of this message.
Control
1..1
Type
string
Extension
Notes
This must have the same value as CarePlan.activity.identifier for that activity in the CreateOrUpdateCarePlan message.
CarePlanActivityStatus.activityStatus
Definition
Identifies what progress is being made for the specific CarePlanActivity.
Control
1..1
Binding
Type
Coding
Extension
CarePlanActivityStatus.subactivity
Definition
The subactivities assigned as part of this activity.
Control
0..*
Extension
Comments
Note that the list of assigned subactivities may differ from the list of subactivities available in the ActivityDefinition. This means that the assigner of the careplan has chosen to not let the performer perform all subactivities. The list of assigned subactivities should be a subset of the subactivites available in the ActivityDefinition.
CarePlanActivityStatus.subactivity.identifier
Definition
The identifier of this subactivity.
Control
1..1
Type
string
Extension
Comments
Must match the identifier of a subactivity as defined in the ActivityDefinition.
CarePlanActivityStatus.subactivity.status
Definition
Identifies what progress is being made for this subactivity.
Control
1..1
Extension
Binding
Type
Coding
CarePlanActivityStatus.percentageCompleted
Definition
An indication of the progress made on the CarePlanActivity.
Control
0..1
Type
integer
Extension
Comments
The percentageCompleted should specifies a value from 0 to 100
Deprecated -CarePlanActivityStatus.blackBoxState
Definition
BlackBoxState allows applications using Koppeltaal to extend messages with information that is not necessarily understood by other applications. The application including BlackBoxState must subscribe to the message to which the BlackBoxState is attached, allowing the application to reload the BlackBoxState next time the application starts for a certain user. BlackBoxState is implemented using the FHIR extension mechanism. Extensions can be nested. For an example, look at how the ProcessingStatus extension is defined for the MessageHeader resource. Applications using BlackBoxState must create a FHIR profile that describes their extension(s).
Control
0..1
Type
base64Binary
Extension
#Field as defined by application that owns this
Comments
Deprecated. This extension was used as a profile by the owner.
Definition
The outcome of a CarePlanActivity, including any answers given and calculated scores. The CarePlanActivityResult groups a set of Observation resources and may have a Resource reference to a Questionnaire that holds the answers to questions as entered by the Patient, RelatedPerson or Practitioner.
The CarePlanActivityResult resource is an extension of the FHIR resource DiagnosticReport.
Control
1..1
Invariants
diagnosticDateTime or a diagnosticPerod, but not both.
Comments
The CarePlanActivity does not have to be finished in order to have a CarePlanActivityResult. In such cases the CarePlanActivityResult describes the results obtained so far, for example, the scores calculated for the subsections of the questionnaire that have been finished so far.
CarePlanActivityResult.activity
Definition
The id of the activity that this resource is the outcome of.
Control
1..1
Type
string
Extension
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/CarePlanActivityResult#Activity
CarePlanActivityResult.status
Definition
The status of the result.
Control
1..1
Binding
Type
code
Is modifier
true
Comments
This is labeled as "Is Modifier" because applications need to take appropriate action if a report is withdrawn.
CarePlanActivityResult.name
Definition
A code or name that describes this diagnostic report.
Control
1..1
Type
string
CarePlanActivityResult.issued
Definition
The date and/or time that this version of the report was released from the source diagnostic service.
Control
1..1
Type
dateTime
CarePlanActivityResult.subject
Definition
The subject of the report.
Control
1..1
Type
Resource(Patient)
CarePlanActivityResult.performer
Definition
The diagnostic service that is responsible for issuing the report.
Control
1..1
Resource
Resource(Organization)
Comments
This is not necessarily the source of the atomic data items - it is the entity that takes responsibility for the clinical report.
CarePlanActivityResult.diagnosticDateTime
Definition
The date and time at which the observations were made, e.g. date a questionnaire was filled.
Control
0..1
Type
dateTime
Invariants
diagnosticDateTime or a diagnosticPerod, but not both.
CarePlanActivityResult.diagnosticPeriod
Definition
The period during which the observations were made, e.g. the time period over which a mission in a game was completed.
Control
0..1
Type
Period
Invariants
diagnosticDateTime or a diagnosticPerod, but not both.
CarePlanActivityResult.result
Definition
Observations that are part of this diagnostic report. Observations can be simple name/value pairs (e.g. "atomic" results), or they can be grouping observations that include references to other members of the group (e.g. "panels").
Control
0..*
Type
Resource(Observation)
CarePlanActivityResult.presentedForm
Definition
Rich text representation of the entire result as issued by the diagnostic service. Multiple formats are allowed but they SHALL be semantically equivalent.
Control
0..*
Type
Attachment
CarePlanActivityResult.questionnaire
Definition
The answers given by the performer.
Control
0..*
Extension
http://ggz.koppeltaal.nl/fhir/Koppeltaal/CarePlanActivityResult#Questionnaire
Type
Resource(Questionnaire)
Definition
A formally or informally recognized grouping of people or organizations formed for the purpose of achieving some form of collective action. Includes companies, institutions, corporations, departments, community groups, healthcare practice groups, etc.
Control
1..1
Invariants
Inv-1: The organization SHALL at least have a name or an id, and possibly more than one (xpath: count(f:identifier | f:name) > 0)
Organization.name
Definition
A name associated with the organization.
Control
1..1
Type
string
Invariants
Inv-1: The organization SHALL at least have a name or an id, and possibly more than one (xpath: count(f:identifier | f:name) > 0)
Organization.identifier
Definition
Identifier for the organization that is used to identify the organization across multiple disparate systems
Control
0..*
Type
identifier
Invariants
Inv-1: The organization SHALL at least have a name or an id, and possibly more than one (xpath: count(f:identifier | f:name) > 0)
Comments
All known identifiers shall be given. A typical identifier for an organization is the AGB code. If no other identifier is known, a system specific identifier can be given. (See Identifiers for information on formatting.)
The outcome of a CarePlanActivity, including any answers given and calculated scores. The CarePlanActivityResult groups a set of Observation resources and may have a Resource reference to a Questionnaire that holds the answers to questions as entered by the Patient, RelatedPerson or Practitioner.
The CarePlanActivityResult resource is an extension of the FHIR resource DiagnosticReport.
Organization.type
Definition
Kind of organization
Control
0..1
Type
Codeable concept
Organization.telecom
Definition
A contact detail for the organization
Control
0..*
Type
Contact
Organization.address
Definition
An address for the organization
Control
0..*
Type
Address
Organization.partOf
Definition
The organization of which this organization forms a part
Control
0..1
Type
Resource(Organization)
Organization.contact
Definition
Contact for the organization for a certain purpose
Control
0..*
Organization.contact.purpose
Definition
The type of contact
Control
0..1
Type
Codeable concept
Organization.contact.name
Definition
A name associated with the contact
Control
0..1
Type
Human name
Organization.contact.telecom
Definition
Contact details (telephone, email, etc)
Control
0..1
Type
Contact
Organization.contact.address
Definition
Visiting or postal address for the contact
Control
0..1
Type
Address
Organization.location
Definition
Location(s) the organization uses to provide services
Control
0..*
Type
Resource(Location)
Organization.active
Definition
Whether the organization’s record is still in active use
Control
0..1
Type
Attribute : value="[boolean]"
Definition
Demographics and other administrative information about a person receiving care or other health-related services.
Control
1..1
Comments
This profile is not final and not complete in this document.
Patient.identifier
Definition
An identifier that applies to this person as a Patient.
Control
0..*
Type
identifier
Comments
All known identifiers shall be given. A typical identifier for a Patient is the BSN. If no other identifier is known, a system specific identifier can be given. (See Identifiers for information on formatting.)
Patient.name
Definition
A list of names associated with the person.
Control
1..*
Type
HumanName
Comments
The person may have multiple names with different uses or applicable periods. In the Koppeltaal context, a Patient must have at least one name, which can be a nickname.
Patient.name.use
Definition
usual | offical | tem | nickname | anonymous | old | maiden
Control
0..1
Type
code
Patient.name.text
Definition
Text representation of the full name.
Control
0..1
Type
string
Patient.name.family
Defintion
Family name (often called surname).
Control
1..*
Type
string
Patient.name.given
Definition
Given name (not always first). Includes middle names.
Control
1..*
Type
string
Patient.name.prefix
Definition
Parts that come before the name.
Control
0..*
Type
string
Patient.name.suffix
Definition
Parts that comes after the name.
Control
0..*
Type
string
Patient.name.period
Definition
Time period when name was/is in use
Control
0..1
Type
Period
Patient.telecom
Definition
A contact detail (e.g. a telephone number or an email address) by which the individual may be contacted.
Control
0..*
Type
Contact
Patient.gender
Definition
Administrative Gender - the gender that the Patient is considered to have for administration and record keeping purposes.
Control
0..1
Binding
AdministrativeGender: (see http://hl7.org/fhir/DSTU1/valueset-administrative-gender.html)
Type
CodeableConcept
Patient.birthDate
Definition
The date of birth for the individual.
Control
0..1
Type
dateTime
Patient.age
Definition
The age of the individual.
Control
0..1
Type
integer
Extension
Patient.address
Definition
Addresses for the individual.
Control
0..*
Type
Address
Comments
Person may have multiple addresses with different uses or applicable periods. Only applicable when a Patient is not anonymous.
Definition
A person who is directly or indirectly involved in the provisioning of healthcare.
Control
1..1
Comments
This profile is not final and not complete in this document.
Practitioner.name
Definition
A name associated with the person.
Control
0..1
Type
HumanName
Practitioner.identifier
Definition
An identifier that applies to this person in this role.
Control
0..*
Type
identifier
Comments
All known identifiers shall be given. A typical identifier for a Practitioner is the AGB or UZI code. If no other identifier is known, a system specific identifier can be given. (See Identifiers for information on formatting.)
Practitioner.organization
Definition
The organization that the practitioner represents.
Control
0..1
Type
Resource(Organization)
Practitioner.telecom
Definition
A contact detail (e.g. a telephone number or an email address) by which the individual practitioner may be contacted.
Control
0..*
Type
Contact
Definition
Information about a person that is involved in the care for a Patient, but who is not the target of healthcare, nor has a formal responsibility in the care process.
Control
1..1
RelatedPerson.identifier
Definition
Identifier for a person within a particular scope.
Control
0..*
Type
identifier
Comments
All known identifiers shall be given. A typical identifier for a person is the BSN. If no other identifier is known, a system specific identifier can be given. (See Identifiers for information on formatting.)
RelatedPerson.patient
Definition
The Patient this person is related to.
Control
1..1
Type
Resource(Patient)
RelatedPerson.relationship
Definition
The nature of the relationship between a Patient and the related person.
Control
0..1
Binding
PatientRelationshipType: (see https://www.hl7.org/fhir/DSTU1/valueset-relatedperson-relationshiptype.html)
Type
CodeableConcept
RelatedPerson.name
Definition
A name associated with the person.
Control
0..1
Type
HumanName
RelatedPerson.telecom
Definition
A contact detail (e.g. a telephone number or an email address) by which the individual may be contacted.
Control
0..*
Type
Contact
RelatedPerson.gender
Definition
Administrative Gender - the gender that the person is considered to have for administration and record keeping purposes.
Control
0..1
Binding
AdministrativeGender: (see http://hl7.org/fhir/DSTU1/valueset-administrative-gender.html)
Type
CodeableConcept
RelatedPerson.address
Definition
Addresses for the individual.
Control
0..1
Type
Address
Extension
Related Person may have multiple addresses with different uses or applicable periods. Only applicable when a related person is not anonymous.
RelatedPerson.photo
Definition
Image of the related person
Control
0..*
Binding
Type
Attachment
Definition
An application is a portal, intervention or any other type of service available through Koppeltaal. It may provide a list of ActivityDefinitions with optional subactivities.In the context of Koppeltaal an Application is a profile of a Device.
Control
1..1
Application.identifier
Definition
Identifiers assigned to this application by various organizations. The most likely organizations to assign identifiers are the manufacturer and the owner, though regulatory agencies may also assign an identifier. The identifiers identify the particular device, not the kind of device.
Control
0..1
Type
identifier
Application.type
Definition
The kind of device.
Control
1..1
Binding
Type
CodeableConcept
Application.url
Definition
A network address on which the device may be contacted directly.
Control
0..1
Type
uri
Comments
If the device is running a FHIR server, the network address should be the root URL from which a conformance statement may be retrieved.
Application.roles
Definition
The roles this application has.
Control
0..*
Binding
Type
CodeableConcept
Extension
Definition
A message sent from a user or device to a user.
Control
1..1
UserMessage.context
Definition
An uri that describes the context of the message.
Control
0..1
Type
uri
Extension
UserMessage.code
Definition
Allows Koppeltaal to recognize the Other resource as a UserMessage.
Control
1..1
Type
CodeableConcept
Binding
UserMessage.from
Definition
The sender of the message.
Control
1..1
Type
Resource(Patient|Practitioner|RelatedPerson|Application)
Extension
UserMessage.to
Definition
The intended receiver of the message.
Control
1..1
Type
Resource(Patient|Practitioner|RelatedPerson)
Extension
UserMessage.messageKind
Definition
Which kind of message this represents.
Control
1..1
Type
CodeableConcept
Binding
Extension
UserMessage.subjectString
Definition
A short description of the content of the message.
Control
1..1
Type
string
Extension
Comments
This attribute is not called ‘subject’ because FHIR already defines an attribute with that name for a different purpose.
UserMessage.content
Definition
The text content of the message. Can be rich text.
Control
1..1
Type
string
Extension
Identifier type
Use
Label
SystemUri
Identificeert
AGB
Official
AGB
agb-z
Organization | Practitioner
BSN
Official
BSN
Bsn
Patient | RelatedPerson
UZI
Secondary
UZI Person
uzi-nr-pers
Practitioner
UZI
Secondary
UZI Device
uzi-nr-sys
Device
System-specific
Secondary
[System name]
Any
Code system URL
Value set URL
Definition
The possible statuses that a CarePlanActivityResult can have.
Code
Display
Definition
Achieved
Achieved
The CarePlanActivityctivity that the result belongs to has been completed, the result will not change anymore.
Failed
Failed
Performing the CarePlanActivityhas failed. The result should not be considered valid.
Open
Open
The CarePlanActivitythat the result belongs to is still in progress. The result is an intermediate result and may still change.
Code system URL
Value set URL
Definition
The type of event that a message represents.
Code
Display
Definition
CreateOrUpdateUser
CreateOrUpdateUser
Message that updates user information.
CreateOrUpdateCarePlan
CreateOrUpdateCarePlan
Message that updates a careplan.
UpdateCarePlanActivityStatus
UpdateCarePlanActivityStatus
Message that updates the status of an activity.
CreateOrUpdateCarePlanActivityResult
CreateOrUpdateCarePlanActivityResult
Message that updates the result of an activity.
CreateOrUpdateUserMessage
CreateOrUpdateUserMessage
Message that sends a message to a user.
Code system URL
Value set URL
Definition
The Roles that a Koppeltaal Application can have.
Code
Display
Definition
PractitionerPortal
Practitioner Portal
PatientPortal
Patient Portal
RelatedPersonPortal
Related Person Portal
Game
Game
ELearning
E-Learning
ROM
ROM
Code system URL
Value set URL
Definition
The type of a device. In Koppeltaal we only support ‘Application’.
Code
Display
Definition
Application
Application
The device is a kind of application.
Code system URL
Value set URL
Definition
The type of the activity.
Code
Display
Definition
Game
Game
An intervention that can be played like a game.
ELearning
ELearning
An intervention that works through E-learning.
Questionnaire
Questionnaire
Questionnaire for ROM or screening.
Meeting
Meeting
A meeting between two or more participants. For example, a consult between the Patient and a Practitioner.
MultipleActivityTemplate
Multiple Activity Template
An 'activity' that represents multiple activities; for example a ROM measuring cycle.
Code system URL
Value set URL
Definition
The type of the UserMessage. Receiving applications may use the given value as an indication of how to process and/or display this message, e.g. marking urgent messages red, displaying them on a Practitioner’s home page or sending an email notification.
Code
Display
Definition
Alert
Alert
A notification of an urgent event, usually requiring immediate action.
Advice
Advice
Advice given, usually from a Practitioner to a Patient.
Question
Question
A question asked, usually from a Patient to a Practitioner.
Answer
Answer
An answer to a question asked.
Notification
Notification
A notification of an event. This is not the payload of a notification.
Message
Message
A simple message without additional meaning.
Request
Request
A request of some type. For example, a request from the Patient to a Practitioner to have a face to face meeting.
Code system URL
Value set URL
Definition
The possible statuses that a CarePlanActivity can have.
Code
Display
Definition
Waiting
Waiting
The CarePlanActivity has been defined as being part of the careplan, but can not yet be performed. It may be dependent on the completion of another task, earlier in the careplan.
Available
Available
The CarePlanActivity can be performed by the Patient, but has not yet been started.
InProgress
InProgress
The CarePlanActivity has been started by the Patient, but has not yet been finished.
Completed
Completed
The CarePlanActivity has been finished by the Patient.
Cancelled
Cancelled
The Practitioner has decided that the CarePlanActivity does not need to be performed (anymore).
Expired
Expired
The time period in which the CarePlanActivity could be performed has expired and the activity can no longer be performed.
SkippedByUser
SkippedByUser
The Patient has indicated that he or she does not wish to perform this CarePlanActivity.
Code system URL:
Value set UR:
Definition
Used to identify the different types of Other resources used in Koppeltaal.
Code
Display
Definition
ActivityDefinition
ActivityDefinition
Used to identify the Koppeltaal resource ActivityDefinition.
UserMessage
UserMessage
Used to identify the Koppeltaal resource UserMessage.
CarePlanActivityStatus
CarePlanActivityStatus
Used to identify the Koppeltaal resource CarePlanActivityStatus.
CarePlanActivityResult
CarePlanActivityResult
Used to identify the Koppeltaal resource CarePlanActivityResult.
CareTeam
CareTeam
Used to identify the Koppeltaal resource CareTeam.
Code system URL
Value set URL
Definition
The different statuses a questionnaire can have.
Code
Display
Definition
Open
Open
Not yet answered.
InProgress
InProgress
Assigned user started answering.
Completed
Completed
The questionnaire has been answered.
Amended
Amended
A Practitioner has amended some answers.
Expired
Expired
The questionnaire expired before it was answered.
Code system URL
Value set URL
Definition
A person can participate in a CarePlan or CarePlanActivity in different roles.
Code
Display
Definition
Requester
Requester
The person that requested the careplan or activity to be performed.
Supervisor
Supervisor
Provides overall monitoring.
Thirdparty
Thirdparty
A person related to the patient, but not acting in the role of patient themselves.
Caregiver
Caregiver
Treats patients.
Secretary
Secretary
Performs administrative functions.
Analyst
Analyst
Uses aggregate data to perform research.
Code system URL
Value set URL
Definition
The processing status of a message.
Code
Display
Definition
New
New
The message has not yet been retrieved by the subscribed application.
Claimed
Claimed
The subscribed application has claimed the message for processing. No other processes should handle this message.
Success
Success
The message has been processed successfully.
Failed
Failed
An error has occurred during processing.
ReplacedByNewVersion
Old
A newer version of the message was received before this message was processed.
MaximumRetriesExceeded
MaximumRetriesExceeded
The application has claimed this message, but failed to update the status to 'Success' or 'Failed' several times.
Code system URL
Value set URL
Definition
Types of persons that can perform activities.
Code
Display
Definition
Patient
Patient
A patient; the person under treatment.
Practitioner
Practitioner
A practitioner; the person giving treatment.
RelatedPerson
RelatedPerson
A related person; a person related to the patient.
Code system URL
Value set URL
Definition
Available methods of launching an activity.
Code
Display
Definition
Web
Web
The activity is reachable by navigating to the URL returned by the Web Launch Sequence.
Mobile
Mobile
The activity must be activated by using the code returned by the Mobile Launch Sequence.
None
None
The activity cannot be started.
Code system URL
Value set URL
Definition
The kind of relation that a CarePlan has with the referred object.
Code
Display
Definition
Parent
Parent
This CarePlan is a part of the given CarePlan.
Code system URL
Value set URL
Definition
The kind of relation that a CarePlan has with the referred object.
Code
Display
Definitie
proposed
Proposed
Het care team is samengesteld, maar neemt nog geen deel aan de coördinatie en levering van zorg
Active
Active
Het care team werkt momenteel mee aan de coördinatie en levering van zorg.
suspended
Suspended
Het care team staat op on hold en neemt nog geen deel aan de coördinatie en levering van zorg
inactive
Inactive
Het care team werkte mee aan de coördinatie en levering van zorg, maar doet dat niet meer.
entered-in-error
Entered in error
Het care team zou niet hebben moeten bestaan.
Rol
Naam
Rechten
System
administrator
PortalSystemAdmin
Alle rechten
Domein
administrator
PortalSystemAdmin
inzien domeinen (ook domeinen die niet gekoppeld zijn aan de huidige gebruiker)
beheren domeindetails
inzien applicaties per domein
inzien uitgewisselde berichten per domein
inzien http requests per domein
inzien activiteiten definities per domein
inzien open en verwerkte connectie-aanvragen per domein
beheren instellingen voor automatisch opschonen berichten per domein
inzien domeinbeheerders en uitnodigingen voor domeinbeheerders
inzien applicaties gekoppeld aan domein van de huidige gebruiker
inzien applicatie koppelingen met domeinen
inzien activiteitendefinities per applicatie
inzien verzonden berichten per applicatie binnen domein(en) van gebruiker
inzien ontvangen berichten per applicatie
inzien connectie-aanvragen per applicatie
inzien applicatiebeheerders per applicatie
accepteren/afwijzen domeinconnectie-aanvragen
Applicatie
administrator
PortalSystemAdmin
inzien applicaties (ook applicaties die niet gekoppeld zijn aan domein van huidige gebruiker)
inzien van applicatieinstanties per applicatie en in welke domeinen deze gekoppeld zijn
aanvragen connectie met domein (domein beheerder ontvangt deze aanvraag)
beheren activiteiten definities per applicatieinstantie
beheren gebruikers per applicatieinstantie
inzien verzonden berichten per applicatieinstantie
inzien ontvangen berichten per applicatieinstantie
beheren abonnementen per applicatie
beheren activiteitendefinities per applicatie
inzien verzonden berichten per applicatie
inzien ontvangen berichten per applicatie
beheren connectieaanvragen per applicatie voor huidig geselecteerde applicatie
beheren instellingen automatisch opschonen berichten per applicatie
beheren applicatiebeheerders per applicatie
aanvragen applicatie (aanvraag komt binnen bij functioneel beheer)
Application
InstanceUser
ApplicationInDomain
Inzien van applications die gekoppeld zijn aan de applicationinstance binnen zijn domein
Alleberichten inzien die in zijn queue staan
Alle activitydefinitions zien binnen zijn domein
Inzien alle domeinen gekoppeld aan de user
Mag alle gebruikers zien van alle applicatieinstanties binnen zijn domein (is nodig om SSOuser te vinden tijdens SSO)
SSOUser
ApplicationInDomain
Inzien van applications die gekoppeld zijn aan de applicationinstance binnen zijn domein
Alleberichten inzien die in zijn queue staan
Alle activitydefinitions zien binnen zijn domein
Inzien alle domeinen gekoppeld aan de user
Mag alle gebruikers zien van alle applicatieinstanties binnen zijn domein (is nodig om SSOuser te vinden tijdens SSO)
Niet ingelogde
user
AnomymousMeta
DataAccess
Toegang tot inlogscherm
Toegang tot wachtwoord vergeten scherm
Toegang tot Applicatiebeheerder aanvraag scherm (mogelijk vroeger URL vanuit support pagina bereikbaar?)
Toegang tot account aanvraag scherm